“Elke dag opnieuw
wanneer het meisje de deur uitging
begon het te regenen
er was geen ontkomen aan
was ze binnen, was het droog, kwam ze buiten, werd het nat
regenen deed het, gieten, pijpenstelen, druppels, storm
onweer tot ze weer naar binnen ging
verdrietig was het meisje
elke dag opnieuw
tranen vielen op haar boterhammen
snikkend drinkt ze haar glas melk
en telkens weer ging ze terug naar buiten
door de regen
naar haar schooltje om te hoek
tranen die onderdeel van de overstroming vormden
overstromingen door straten
mensen in bomen, mensen op huizen
zwemmende auto’s, vliegende fietsen
verdronken bloemen
meer vissen dan dorpelingen
een wenend meisje
wandelen door de straten
hinkelend op de onhandige kasseien
niet opvallen, gewoon doorlopen en blijven rechtstaan
evenwicht houden
zo af en toe eens struikelen en rondkijken
of iemand iets heeft gezien en weer door
het leven van een meisje
een meisje door de regen
had het meisje dan geen paraplu?
had het meisje dan geen jas?
en nat dat ze was
gewoon doorweekt”